Galileo Galileï

Galileo Galileï (1564-1642) was een briljant theoreticus, meesterlijk experimentator, nauwgezet observator, bekwaam uitvinder en instrumentenbouwer, en diepgelovig katholiek.

Hij hield zich vooral bezig met problemen uit de mechanica en astronomie. Galileï was de eerste die (in 1609) een telescoop op de hemel richtte, belangrijke waarnemingen deed en die snel publiceerde (1610). Galileï was een voorvechter van het heliocentrisch model van Copernicus (aarde draait om de zon). Hierdoor kwam hij diverse malen in aanvaring met het kerkelijk gezag. In 1633 werd Galileï veroordeeld: hij moest het heliocentrisch model afzweren en kreeg levenslang huisarrest. Galileï had drie kinderen en een speciale band met zijn oudste dochter Maria Celeste.

Galileï werd geboren op 15 februari 1564 in Pisa. Hij studeerde daar aan de universiteit van 1581 tot 1585: 2 jaar medicijnen (omdat zijn vader het wou), daarna wis- en natuurkunde (omdat hij dat zelf wou). Hij keerde in 1585 onafgestudeerd) terug naar zijn ouders in Florence en werd daar “professioneel wiskundige” (gaf verhandelingen, lezingen, privélessen). In 1589 kreeg Galileï een leerstoel aan de Universiteit van Pisa (wiskunde). Hij hield zich vooral bezig met mechanische problemen en werd bekend door de valproeven van de toren van Pisa (Vallen zwaardere lichamen sneller (Aristoteles) of even snel (Galilei)? ) Hij wilde als hoogleraar geen toga dragen, vond dat veel te lastig (bovendien werd je met toga niet toegelaten in het bordeel).

In 1592 werd Galileï hoogleraar aan de Universiteit van Padua (wiskunde en astronomie). Hij had daar een relatie met de Venetiaanse schone Marina Gamba, bij wie hij drie kinderen kreeg. De oudste dochter Virginia (later zr. Maria Celeste) zou later zijn steun en toeverlaat worden Galileo, 30 jaar. Ook in Padua hield Galileï zich aanvankelijk vooral bezig met mechanische problemen, zoals de beweging over een hellend vlak, de slingerbeweging, de kogelbaan en de werking van de hefboom. Ook deed hij een (mislukte) poging om de lichtsnelheid te bepalen (die volgens hem eindig moest zijn) In 1597 ontwikkelde Galileï een commercieel wetenschappelijk instrument, de “meetkundige en militaire passer” (toepassing als “zakrekenmachine” en in de scheepsbouw).

Rond 1600 geloofden de meeste wetenschappers en de Kerk in het geocentrisch wereldbeeld van Aristoteles/Ptolemaeus, waarin de aarde onbeweeglijk in het middelpunt van het heelal staat en de hemellichamen bewegen in cirkels (onregelmatige beweging van planeten werd verklaard met epicykels (hulpcirkels). Weliswaar was Copernicus in 1543 met het veel elegantere heliocentrisch model (zon in het middelpunt) gekomen, maar hij kreeg daarvoor om allerlei redenen aanvankelijk weinig steun. Galileï nam kennis van het werk van Copernicus, maar het heliocentrisch model speelde nog geen rol in de door hem gedoceerde leerstof. Toch schreef hij in 1597 in een brief aan Kepler: “De leer van Copernicus lijkt mij meer aannemelijk dan die van Aristoteles”.

In de zomer 1609 hoort Galileï, via een vriend, over de “Hollandschen Kijcker”. Hij bouwt vervolgens zelf zo’n kijker (met vergroting 20x) en richt deze op de maan en op sterren alsook op de Orionnevel en de Pleiaden. Het resultaat is verbluffend: “Ik ben er God oneindig dankbaar voor dat hij zo vriendelijk is om uitgerekend mij als eerste een aantal wonderen te laten aanschouwen die gedurende alle voorbije eeuwen in duisternis gehuld zijn gebleven”. In januari 1610 ontdekt hij ook nog de 4 manen van Jupiter en zijn bevindingen worden op 12 maart 1610 gepubliceerd in een boekje van 60 bladzijden, de “Sidereus Nuncius” (“Boodschapper van de sterren”). Door deze publikatie zou Galilei beroemd worden in heel Europa. In dat zelfde jaar volgt nog de benoeming tot “Filosoof en Wiskundige van de Groothertog van Toscane” (Cosimo II de Medici) en verricht hij waarnemingen aan de schijngestalten van Venus, die het Copernicaanse model ondersteunen.

Ondanks gezondheidsproblemen reist Galileï in 1611 naar Rome, waar hij hartelijk wordt ontvangen door paus, kardinalen, prelaten en vorsten en waar hij zijn theorieën op flamboyante wijze verdedigt. Maar zijn succes roept ook de nodige  weerstand en jaloezie op. Teruggekeerd in Florence doet hij waarnemingen aan zonnevlekken, waaruit hij concludeert dat zonnevlekken echt tot de zon behoren, met de zon ronddraaien en in de loop van de tijd veranderen (in strijd met het gangbare beeld van onveranderlijke perfecte bol). Rond 1614 escaleert de Copernicaanse discussie. Galileï ondersteunt het heliocentrisch model en roept steeds meer weerstand op. In deze periode is hij voortdurend ziek gedurende langere perioden. Desondanks vertrekt hij in december 1615 naar Rome, om zijn reputatie van ketterij te zuiveren. Maar dit helpt niet echt, want in 1616 veroordelen de Kardinalen van het Heilig Officie (met als belangrijkste kardinaal Bellarmino) het model van Copernicus als “ketters” en “geloofsdwaling”. Galileï krijgt te horen dat hij het model van Copernicus niet meer mag propageren.

Over dit vonnis uit 1616 bestaan twee verschillende versies:

  1. Galileï mocht Copernicus alleen als onbewezen wiskundige hypothese propageren, niet als bewezen waarheid (brief van Bellarmino aan Galilei).
  2. Galileïi mocht Copernicus niet meer bediscussiëren, als eigen mening hebben, propageren of verdedigen, noch in woord, noch in geschrift (als officieel kerkelijk document bewaard gebleven of later vervalst).

Deze twee versies zouden een essentiële rol spelen in het proces van 1633. In oktober 1616 legt dochter Virginia (die inmiddels al vier jaar in het klooster zit) de gelofte af van de orde van de Heilige Clara en neemt de naam Maria Celeste aan (eerbetoon aan vader). In de daaropvolgende jaren houdt. Galileï zich weer vooral bezig met mechanische problemen, totdat in 1623 Kardinaal Maffeo Barberini (een oude kennis en bewonderaar van Galileï ) tot paus Urbanus VIII wordt gekozen en er een meer liberale wind in Rome lijkt te waaien.

In het voorjaar van 1623 gaat Galileï dan ook weer naar Rome, waar hij zes privé audiënties bij de nieuwe paus krijgt aan wie hij het plan voorlegt om een boek te schrijven over het systeem en de samenstelling van het heelal. De paus gaat akkoord en geeft hem zelfs een aanbevelingsbrief mee voor aartshertog Ferdinando II: “Met vaderlijke liefde omarmen wij deze grote man, wiens roem schittert aan de hemelen en wijd en zijd de aarde bestrijkt”.

In de daaropvolgende jaren schrijft Galileï de Dialogo, die gepubliceerd wordt in 1632. De Dialogo is een gesprek tussen drie personen:

  • Salviati, geleerde, verdedigt Copernicus (alter ego van Galileï).
  • Simplicio, opgeblazen Aristoteliaanse filosoof, verdedigt Ptolemaeus.
  • Sagredo, bemiddelde, intelligente, ontvankelijke man , scheidsrechter.

De gesprekken vinden plaats op vier dagen:

  • Dag 1: De (on)veranderlijkheid van aarde, zon, maan en sterren
  • Dag 2: Rotatie van de aarde en relativiteitsprincipe. Is absolute beweging vast te stellen of is beweging altijd relatief?
  • Dag 3: Modellen van Ptolemaeus en Copernicus. Beweging aarde en planeten rond zon. Rol van zonnevlekken.
  • Dag 4: Verhandeling over getijden en beweging van zon en aarde. (Getijden worden veroorzaakt door beweging en rotatie van de aarde).

De uitdaging voor Galileï bij dit alles was om voor Copernicus te pleiten zonder de Kerk tegen de haren te strijken. Zo merkt Salviati aan het eind nog ergens op: “God kan de natuur gemaakt hebben op vele manieren, die onze geest niet kan bevatten”. “Heliocentrisch model zou best eens een uitermate dwaze zinsbegoocheling en imposante paradox kunnen blijken te zijn”.

In april 1630 gaat Galileï naar Rome en legt zijn werk voor aan de censor, pater Riccardi. Twee maanden later wordt de Dialogo door Riccardi in principe goedgekeurd, maar, titel, inleiding en slotconclusie moeten worden aangepast in overeenstemming met de wetenschapsfilosofie van de paus. Pas in juni 1631 komt er definitieve toestemming voor publicatie, in februari 1632 is het drukwerk klaar. Paus Urbanus VIII reageert onverwacht heftig negatief op de Dialogo en ontsteekt in woede. De reden daarvan is waarschijnlijk dat hij allerlei problemen had: betrokkenheid bij de 30 jarige oorlog in Duitsland, politieke problemen met Spanje en Italië, opkomst van de protestanten en verlies van autoriteit van de Kerk. Bovendien was er het vermoeden dat met Simplicio (“Simpelmans”) de paus bedoeld werd.

In september 1632 moet de verkoop van de Dialogo dan ook worden gestaakt en wordt Galileï ontboden naar Rome wegens “sterk vermoeden van ketterij”. In de periode april – juni 1633 vinden vier verhoren plaats door de Inquisitie. De vragen van de aanklager zijn in het Latijn, Galileï antwoordt in het Italiaans. In het eerste verhoor benadrukt hij dat het model van Copernicus slechts als hypothese aanvaardbaar is, niet als absolute waarheid (want in strijd met Heilige Schrift). Toch komen 3 theologen tot de conclusie dat de Dialogo Copernicus ongegeneerd steunt: “Het staat als een paal boven water dat Galileï de beweging van de aarde in geschrift onderwijst”. In de volgende verhoren probeert Galileï nog te redden wat er te redden is (“Ik heb mijn argumenten te sterk geformuleerd”; “Mijn fout en dat beken ik, is ijdele eerzucht, zuivere onwetendheid en slordigheid geweest”; “Ik heb de opdracht van kardinaal Bellarmino uit 1616 verkeerd geïnterpreteerd”), maar het vonnis is onontkoombaar en wordt geveld op 22 juni 1633: “Galileï heeft zich hoogst verdacht gemaakt van ketterij, omdat hij aangenomen heeft de leer van Copernicus, welke strijdig is met de Heilige en Goddelijke Schrift en heeft daarmee zijn beloften van 1616 geschonden”.

Galileï moet zijn dwalingen en ketterijen publiekelijk afzweren (zeer vernederend). Tevens gevangenzetting in Heilig Officie voor onbepaalde tijd. Hij moet wekelijks drie jaar lang (op de knieën) de zeven boetpsalmen reciteren. De Dialogo wordt verboden. In juli 1633 wordt de gevangenschap (mede vanwege zijn zwakke gezondheid) omgezet in levenslang huisarrest (geen communicatie met de buitenwereld) De veroordeling van Galileï is een geruchtmakende zaak in heel West-Europa en er ontstaat een levendige zwarte handel in de Dialogo.

Alhoewel Galileï ziek en enigszins in de war is, begint hij toch nog aan een boek over de mechanica, waarvoor hij in Padua al het fundament had gelegd. Dit resulteert in de “Discorsi”, die werden gedrukt in Leiden door Louis Elzevier (in Italië en wijde omgeving wilde niemand het uitgeven). In maart 1634 overlijdt Maria Celeste en wordt Galileï zeer zwaarmoedig. Bovendien wordt hij in 1637 ook nog blind (wellicht “groene staar” als gevolg van te veel naar de zon kijken). Hij zal de Discorsi niet meer zelf kunnen lezen. Op 8 januari 1642 overlijdt Galileï in bijzijn van zoon Vincenzio, Torricelli (de uitvindervan de  barometer) en Viviani (zijn persoonlijk secretaris).

Hij wordt begraven in Cappelle di Novizi van de franciscaanse Sante Croce in Florence. Maria Celeste ligt bij hem. Zij bezat de zelfde briljante geest, ijver en gevoeligheid. Zij schreef vele brieven aan haar vader (124 zijn bewaard), verzorgde zijn kleren en medicijnen, hielp met het overschrijven van het kladmanuscript van de Dialogo, en was een bron van meeleven en troost, met name bij het proces van 1633.

Bronnen/literatuur:

  • Dava Sobel “De Dochter van Galilei”
  • Enrico Bellone “Galilei. Leven en werken van een onrustige geest”
  • Don Nardo “The Trial of Galileo”
  • Simon Singh “De Oerknal”

Boekenlegger op de permalink.

Reacties gesloten